Met een doffe klap landde een gespierde jongen op de grond. De boom waar hij in geklommen was, was niet echt een uitdaging geweest. Benjamins mondhoeken waren licht omhoog getrokken. De kleine glimlach om zijn lippen was een teken dat hij het erg naar zijn zin had hier in het bos. Hij rolde even met zijn schouders. Het was lang geleden dat hij nog iets van fysieke inspanning had geleverd, dus hij moest er zeker op letten dat hij geen spierpijn zou hebben morgen. Vroeger was het wel anders. Zelfs in het weekend ging hij zo vaak mogelijk het bos in. Hij voelde zich gewoon thuis tussen de bomen. De wouden van Sundsvall waren altijd een plek geweest waar hij kon zijn wie hij wou, zonder zijn geheim angstvallig verborgen te moeten houden voor zijn ouders. Benjamin stapte naar een volgende boom toe. Hij legde zijn hand op de ruwe stam. Afwezig volgde hij de groeven in de boomschors. Hij dacht terug aan zijn verleden, wat eigenlijk geen goed idee was. Hij dwaalde te snel af in zijn gedachten en herinneringen. Hij leefde te snel in een wereld die niet klopte, hij leefde te veel in zijn verleden. Zou hij zijn ouders ooit nog terug zien? Hij herinnerde zich de dagen in Sundsvall nog, de dagen op school. Hoeveel keer had hij het strafparcours moeten afleggen? Eigenlijk niet echt vaak. Benjamin was een van de enige niet-rebelse jongeren op school geweest. Hij was altijd netjes op tijd, hij was nooit onbeleefd, hij volgde de lessen goed, deed geen stomme dingen in de klas… Hij moest bekennen dat hij er het lef niet voor had. Hij was altijd teruggetrokken geweest. Als het dan aankwam om dingen te doen die volgens de regels niet mochten, deed hij meestal nooit mee. Het was een van de hoofdredenen geweest waarom hij gepest werd, maar hij had een sterk karakter gehad in die tijd. Hij verzette zich niet, hij liet het gewoon over zich heen komen. Het interesseerde hem niet, het deed geen pijn. Daardoor waren ze er snel mee gestopt. Ze lieten hem met rust, ze lieten hem in de wouden rondzwerven zonder rotopmerkingen te maken over zijn teruggetrokken bestaan. De enige waar hij open mee praatte was zijn kat, Oliver. Bij de gedachte aan de kat, die toch altijd veel te menselijk gedrag vertoonde, bezorgde hem een rilling. Nu hij wist dat het bestond, het Shiften, was hij bijna zeker dat Oliver er ook een was. Oliver, of hoe hij dan ook mocht heten, die hem overal volgde en die een echte vriend was. Hij vond het maar niks dat een mens, of toch een soort van mens, nu al zijn geheimen wist. Toch was de kat een welkom gezelschap geweest in de wouden van Sundsvall. Snel probeerde hij die gedachten weg te duwen. Als hij niet oplette, zou hij weer in zijn eigen wereldje wegzakken. Een wereldje waar alles normaal was, eentje waar hij nu niet meer in paste. Toch niet voor zijn ouders. Hij wist niet of hij ooit nog in de normale wereld kon gaan leven. Een wereld waarin Shapeshiften niet bestond, waarin hij gewoon normaal was. Hij sloeg met zijn vuist op de boom en keek toen omhoog. Hij herinnerde zich de eerste keer nog dat hij in een boom was geklommen. Met behulp van zijn vader natuurlijk. Die had hem op de groeven in de stam gewezen. “Kijk, Benjamin. Zie je die diepe groeven in de boom? Het maakt niet uit hoeveel kronkels ze maken, ze komen uiteindelijk toch allemaal uit op de top”, Hoorde hij de stem van zijn vader in zijn hoofd. Hij wist niet of de stem nog de juiste toon had, het was al 4 jaar geleden dat hij die stem gehoord had. Het zat niet meer vast in zijn geheugen. Benjamin sprong omhoog en greep een tak vast. Bijna moeiteloos trok hij zich op. Hij zette zijn voeten op de tak en sprong weer omhoog naar de volgende. Steeds hoger en hoger, tot de takken bogen onder zijn gewicht. Hij ging zitten, liet zijn ene voet naar beneden hangen en leunde tegen de stam aan.
Zijn blik gleed door de omgeving. Hij schrok op. Daar, tussen de bomen… Hij kon zweren dat hij daar een vacht had gezien. Het kon bijna niet anders dat het een Shapeshifter was. Toch was hij niet echt gerustgesteld. Shapeshifter of niet, een mens kon ook haat dragen. Hij had echt geen idee hoe hij zich moest verdedigen tegen een dier die kon denken als een mens. Benjamin had vechttechnieken geleerd, maar ze gebruiken? Dat had hij bijna nog nooit gedaan. En een tegenstander met tanden en klauwen en het verstand en inzicht van een mens? Onmogelijk. Hij kon maar op een manier winnen dan, dat was zelfs Shiften in zijn eigen gedaante. En dat zou hij nooit meer doen. Benjamin wist ook niet of hij het snel genoeg zou kunnen doen. Hij had er echt geen idee van hoe hij het moest doen. Meestal lukte het als hij zich echt concentreerde, maar dan nog… De laatste keer, nu bijna 4 jaar geleden, had het een kwartier geduurd voor het gelukt was. Toen had hij een paar keer na elkaar geprobeerd of hij het kon. In een maand tijd was hij 3 keer veranderd, maar nu… Er had bijna 4 jaar tussen gezeten. Benjamin keek naar de afbeelding van de poema die op zijn schoenen stond. Wit met groen deze keer, hij had zoveel Puma’s gehad dat hij ze zich niet eens meer allemaal kon herinneren. Benjamin greep de tak vast waar hij op zat. Hij liet zich langzaam zakken. Hij haalde diep adem. Zijn spieren trilden, maar het voelde goed. Zo zakte hij tak voor tak terug naar beneden. Toen hij op de laatste tak kwam sprong hij naar beneden, om de val te breken maakte hij een rol. Hij stond op en veegde de aarde van zijn kleren. Toen keek hij rond of hij ergens de persoon, of het dier, zag die hij daarstraks gezien had.
[open voor iedereen]